Bijenappartementencomplex

In mijn stadstuintje houd ik bijen, niet voor de honing, maar voor de gezelligheid. Rosse metselbijen heten ze en je hebt geen imkersdiploma nodig om succes te kunnen boeken. Ooit kreeg ik van iemand een bijenhotelletje cadeau, dat hing ik op aan een spijker die toevallig uit de buitenmuur stak. Het bestaat uit korte bamboepijpjes, bijeengehouden door een houten omlijsting die naar boven toe in een punt eindigt: de bijen hebben een dak boven hun hoofd dat ze zelf niet als zodanig zullen ervaren.
Insecten maken geen gebruik van websites als booking.com, ze komen altijd op de bonnefooi. Verrassend hoe snel ze dit argeloos geplaatste, niet bepaald vijfsterrenhotel hadden gevonden. Ik herinner me de eerste keer dat ze incheckten: een metselbijvrouwtje inspecteerde de entree en die beviel haar blijkbaar prima, want nadat ze eerst een tijdje was verdwenen, meldde ze zich opnieuw. Geloof het of niet, haar terugkeer gaf me een blij gevoel.
Eigenlijk is bijenhotel geen goede benaming. Bijenappartementencomplex zou het moeten zijn. De bijen zijn niet op vakantie, niet op stedentrip, noch op doorreis. Ze laten er hun kroost geboren worden en opgroeien. In hun kamer slaan ze bovendien behoorlijk aan het verbouwen, wat de gemiddelde hoteleigenaar niet zeer op prijs zou stellen.
Belangrijk voor de keuze van een geschikte woning is de nabije aanwezigheid van een supermarkt waar je stuifmeel en nectar kunt krijgen. Het stadstuintje biedt een beperkt assortiment, maar voor de metselbijen is het ruim voldoende. Ze delen het probleemloos met andere klanten, waaronder honingbijen en akkerhommels. Met genoegen mag ik ze observeren bij het inslaan van de voorraad. Ik meen dat ik het gezoem van de verschillende soorten al uit elkaar kan houden. Altijd fijn, wanneer je je klanten ook een beetje persoonlijk kent.
Wat zich binnen in het appartement afspeelt, daar heb ik geen kijk op. Heb ook niet waargenomen dat het vrouwtje minuscule modderklontjes aandroeg om eerst een drempel en daarna een muurtje te metselen. Toch moet ze dat hebben gedaan. In de aangelegde voedselvoorraad maakt ze een kuiltje en daarin legt ze een ei, direct achter de drempel die ze vervolgens verhoogt tot aan het plafond. Om aan deze kant van dat muurtje opnieuw een drempel te plaatsen, voedsel te deponeren, een eitje te leggen en de boel hermetisch af te sluiten. Tot de bamboepijp vol is. De laatste, buitenste, kamer blijft leeg, om vijanden te misleiden, zoals sluipwespen.
Alarm! Vijand gesignaleerd! Een lid van de familie wolzwever, op bijen gelijkende vliegen die eitjes leggen in metselbijwoonruimtes, waarna de larven de bij-in-wording oppeuzelen. Ben geneigd deze weg te jagen, maar besef tegelijkertijd hoe miraculeus het feitelijk is dat zo’n wolzwever zonder gsm een bijennest daadwerkelijk weet te lokaliseren. Nou ja, niet voor niets richten metselbijen meerdere kamers in. De soorten zijn op elkaar ingespeeld.
Indien gevrijwaard van wolzweverbezoek, ontwikkelt de larve zich in het appartement tot jonge bij. Volgend voorjaar knaagt hij of zij een deurtje in het muurtje en checkt uit. Als het goed is staat de supermarkt dan weer gastvrij in bloei.

sander grootendorst © 2019
sander🐒natuurvertaler.nl
column verschenen in weekblad Contact/Achterhoeks Nieuws, 22 mei 2019

Geef een reactie