Klimop in plaats van kerstboom

In de beroemde kerstvertelling van Charles Dickens schittert de kerstboom door afwezigheid. De klimop is wel van de partij.
(Aflevering natuurrubriek in De Stentor, oorspronkelijke versie, 30 december 2017)

Kerstmis is voorbij, maar de kerstboom gaat pas de deur uit als het nieuwe jaar begonnen is. Dit versterkt het gevoel dat kerst en oud en nieuw min of meer één feest zijn. De schrijver Charles Dickens had grote invloed op de wijze van kerstviering na hem. Het schijnt dat de traditie van de kalkoen op het kerstmenu – zie de Natuurlijk Sander van vorige week – pas dankzij Dickens echt leven is ingeblazen, en de combinatie kerst en liefdadigheid is zo ongeveer door hem geïntroduceerd.
Maar in het verhaal waarmee de schrijver in 1843 de toon zette voor ons hedendaags kerstgevoel, schittert de kerstboom door afwezigheid. Hij bestond toen al wel, als  Duitse uitvinding, Weihnachtsbaum dus, maar de populariteit daarvan moest in elk geval in de Angelsaksische landen nog beginnen.
Dickens’ lange opsomming van feestelijke elementen in de kerstkamer, waar hoofdpersoon Scrooge door een geest naartoe is gelokt, bevat naast die kalkoen een grote hoeveelheid andere etenswaren en versieringen. Géén boom, wel hulst, maretak (‘mistletoe’) en klimop, die in het Engels ‘ivy’ heet en in het Duits ‘Efeu’, restanten van een oud-Saksisch woord, dat ‘klauteraar’ betekende: onmiskenbaar de duidelijkst zichtbare eigenschap van deze oersterke woekerplant.
Dickens schrijft: ‘Klimop reflecteerde het licht, alsof er allemaal spiegeltjes waren uitgestrooid.’ Zozeer glanzen de klimopbladeren ons aan het eind van donker december tegemoet.
De dagen gaan lengen en de klimop trekt ons met zijn hechtwortels mee over de drempel richting de lente, als ook andere planten weer meedoen. Klimop blijft altijd groen, lijkt het eeuwige leven te hebben. Geen wonder dat hij van oudsher veel op begraafplaatsen werd aangeplant, als symbool voor een leven na de dood. Bij de oude Grieken stond de klimop voor vrolijkheid en zorgeloosheid, hij was gewijd aan de stoere wijngod Dionysos. Een verre voorbode van Dickensiaanse gezelligheid.
Dat vrolijk geklauter lukt de klimop met hulp van zijn krachtig tastende wortels, die zelfs muren de baas kunnen. Ook dat wordt symbolisch opgevat – natuur is belangrijk voor mensen als decoratie, als plek om te verblijven en als voedselbron, maar ook vanwege de vele symbolen die je eruit kunt halen. Zo heet de sportcompetitie van universiteiten in het oosten van de VS de ‘Ivy League’, de klimop-competitie, waarmee de hechte band tussen de deelnemende instellingen wordt verbeeld.
Om in sportverband te blijven: Cruyff’s uitspraak dat elk voordeel z’n nadeel ‘heb’ (en vice versa) is ook op de klimop van toepassing. Met dat ene zinnetje vatte de Amsterdamse voetbalfilosoof  het hele principe van natuurlijk evenwicht samen. In de Amerikaanse staat Oregon zijn ze bijvoorbeeld helemaal niet blij met de klimop. Het is daar zelfs verboden om hem aan te planten. Hij verdringt alle andere flora en wurgt de bomen in het park. Waar de klimop bij ons al sinds eeuwen onderdeel uitmaakt van het biologische systeem, verstoort hij het in Oregon. In Europa zijn de overige planten aan de dwingelandij van de klimop gewend,  al verwijdert menig landgoedeigenaar voor de zekerheid toch maar de armdikke klimopwortels van de eiken langs de oprijlaan. Een klimop tegen een muur is prima isolatiemateriaal, dat ’s zomers huizen koel en ’s winters binnenwarmte vast houdt. Maar je krijgt hem onmogelijk uitgeroeid als hij eenmaal een tuin is binnengedrongen. Onverwoestbaarheid is een natuurlijke voorwaarde voor symbolen van eeuwigheid. Het Cruyffiaanse nadeel dus: je komt er niet meer vanaf.
Vogels als winterkoning en merel bouwen er graag hun nest in. Houtduiven halen halsbrekende toeren uit om de bessen te kunnen eten. Klimop troeft concurrerende planten af door nog tot ver in de herfst uitbundig te bloeien en dankbaar komen hongerige bijen en vlinders nectar snoepen uit de geelgroene bloemen. Eens te meer blijkt:  laatbloeiers leven het langst.

© 2017/2021 sander grootendorst / De Stentor