Taalles


© 2022 sander grootendorst

‘Postcodèh?’ ‘Nee, het is postcóde.’ Lastig, die Nederlandse taal. Maar Oekraïense vluchtelingen zijn leergierig, dus het moet goedkomen. Zeker met de begeleiding van de werkgroep Zutphen Helpt Oekraïne.

Een groepje fietsers vrijdagmorgen op bedrijventerrein De Revelhorst. Op weg naar hun werk? Het ziet er echt Nederlands uit. Maar het zijn Oekraïeners op weg naar de taalcursus in de kantine van Combigro, het bedrijf – leverancier van horecaproducten – van Anton en Ineke van der Kamp. ,,We al één bijeenkomst gehad, om iedereen kennis met elkaar te laten maken. Dit is het vervolg”, zegt Anton. ,,Probeer je maar eens voor te stellen wat deze mensen is overkomen. Door de oorlog je land moeten verlaten en op een plek belanden waar je niemand kent. Dan ben je blij als je met anderen kunt praten.  Via de gemeente krijgen ze één uur per week taalles. Dat is te weinig. Hoe kun je dan integreren in de maatschappij? Daarom hebben wij de werkgroep Zutphen Helpt Oekraïne opgericht. We proberen bij te springen waar mogelijk.”
Niet alleen met taallessen, vult Ineke van der Kamp aan. ,,We hebben al fietsen en fietstassen kunnen regelen. En we gaan nog met z’n allen naar de Spelerij in Dieren, dan komen de Oekraïense kinderen mee.”
Er zijn vier taalochtenden gepland, de volgende drie vrijdagen niet bij Combigro maar in het kerkgebouw aan de Hobbemakade.
Vandaag is Erik van Silfhout docent. Het Oekraïens is hij niet machtig, dat laat hij aan de tolken over. Maar zijn ervaring als leraar komt van pas.  ,,Ik heb veertig jaar lesgegeven, in Zutphen en Eefde. Het is afschuwelijk wat er in Oekraïne gebeurt. Als ik ook maar iets kan bijdragen om de Oekraïners te helpen, doe ik dat graag.” Hij pakt er twee A4’tjes bij met woorden en zinnen in het Nederlands en Oekraïens. ,,Eerst maar eens wat algemene dingen, zoals: hoe heet je, hoe gaat het met je. En het invullen van een formulier. Daarna kijken we waaraan verder nog behoefte is.”

Een van de twee aanwezige tolken is Yuliya, lid van de werkgroep, die al ver voor de oorlog naar Nederland kwam en beide talen vloeiend spreekt. Ze vertaalt het verhaal van Rita, een van de cursusdeelneemsters. Nee, niet het schrijnende oorlogsverhaal – Rita komt uit het dorpje Boetsja, waar de Russen ongekende gruweldaden pleegden. Wél het verhaal van haar ontvangst in Nederland. ,,Ik ben gevlucht uit verschrikkelijke omstandigheden. Maar nu mag ik verblijven in het huis van Jan en Annie, ik ben ze zó dankbaar. Ze zijn voor mij als een broer en zus. Hun vrienden en familie… wat die allemaal voor ons doen, ik kan het bijna niet geloven.”
Rita waardeert het initiatief van de werkgroep om samenkomsten te houden en taalles te geven. ,,Heel fijn om landgenoten te kunen ontmoeten. Praten met Nederlanders is lastig door de taalbarrière. Daarom wil ik Nederlands leren.” Het laatste woord uit Rita’s verhaal hoeft Yuliya niet te vertalen, dat zegt ze in onvervalst Nederlands: ,,Dankjewel.”
Even later opent Erik van Silfhout de les met de zin: ,,Goedemorgen, dames en heren.” Uit vijftien Oekraïense monden klinkt: ,,Goedemorgen!”
Aha, dat kennen ze al. Maar, zo blijkt, ze zijn zeer benieuwd naar de Nederlandse benamingen van diverse groentensoorten. En naar wat deze zin betekent: ,,Wilt u er zegeltjes bij?”
Aan verschillende tafeltjes gaan ze bezig met Eriks A4’tjes. Een Oekraïense vinger wijst naar het woord ‘jou’ en spreekt het op z’n Engels uit: joe. En staat daar ‘postcodèh’? ,,Nee, postcóde.” Lastig, dat Nederlands. Maar het gaat best vlot.  Aan het belendende tafeltje zijn ze al toe aan ‘een kilo aardappelen’. Zelden had Erik van Silfhout in zijn lange loopbaan zulke leergierige leerlingen.

© 2022 sander grootendorst / de Stentor